maandag 20 mei 2013

Plakken en verder...

Wat een raar woord: plakken! Het dupliceren van een etalagepop in een mal werd zo genoemd, vanwege het insmeren van de jute met 'massa' ( mengsel van gips/krijt/dolomiet/arabische gom en rode kleurstof) en het aan elkaar smeren van deze stoffen.
De mal werd ingesmeerd met een vettige oplossing van stearine en spiritus, om er voor te zorgen dat het eindproduct makkelijk loslaat van de mal.
Daarna werden er stroken jute ingesmeerd met massa en in de mal gelegd, sommigen over elkaar, al naar gelang de plaats waar de meeste druk zou ontstaan.

 anno 1928

Zoveel mogelijk werd er tot aan de rand toe geplakt, hoefde er ook niets afgeknipt te worden en was het gereed om op de andere helft van de mal geplaatst te worden. Mocht er toch een teveel aan jute boven de mal uitsteken, dan werd dit afgeknipt met een gebogen schaar*.
Om deze twee helften aan elkaar te plakken gebruikte men lange stroken jute die voor de helft aan het onderste deel werden geplakt, lichtelijk gebogen, om daarna de bovenste helft er op te leggen en dan aan de binnenkant de strook jute aan te drukken op de bovenste helft.
Het onderste deel bestond uit één stuk en het bovenste uit meerdere. Zodoende kon je altijd de bovenstukken goed aandrukken, waardoor het een geheel werd.
Na de hele mal te hebben beplakt, werd de mal naar een grote warmtekamer gebracht om daar uit te harden. De temperatuur van die kamer lag boven de 100 graden, gasgestookt en het was geen pretje om daar lang te verblijven.
Na ongeveer 2 uur werd de mal uit de kamer gehaald en op de werktafel werden de bovenste delen er eerst vanaf gehaald en daarna het hele model uit de vorm (mal) getild.
Om een verbinding tussen de romp en de benen te maken werd er een plaat op het onderte deel gezet met een soort slot dat precies past in de plaat die aangebracht was aan de torso. Hetzelfde werd ook gedaan met de armen en handen.
Na dit proces ging het model naar de plamuur/schuurafdeling en daar werden alle oneffenheden opgevuld met een plamuur van dezelfde samenstelling als de massa, alleen werkte deze sneller en had geen verwarming nodig. Tussentijds werden alle onderdelen aangebracht.
Als het model van een vrouw was, dan werden er houten hakken (naald) aangebracht. Dit was voor een man niet nodig. Alhoewel!

Na het uitharden van de plamuur namen de schuurders het over en schuurden alles spiegelglad.
De volgende stap voor het afgewerkte model was de spuiterij, waar een universele kleur werd gespoten over het model. Als deze kleur droog was, werd het opnieuw geschuurd met een zéér fijn schuurpapier (polijsten) en weer teruggebracht naar de spuiter, die er de definitieve kleur op aan bracht.

 Leonard de Lanois

Het hele procedé hanteerde men ook voor de torso's, handen, armen en hoofden. Was alles in de hoofdkleur gespoten, dan kon het decoreren beginnen door onze 'artiest' Jan Deterding.
Zijn taak was de ogen en wenkbrauwen te schilderen, nagellak aanbrengen, wimpers en een mooie blos op de wangen. Dat vond ik toentertijd het mooiste aan de modellen om te doen. Hoe kijken de ogen je aan, hoe sterk is de kleur van de pupillen en de uitstraling van onder de wimpers.
De wimpers werden uit een kaart geknipt, waar ze in een gebogen lijn op waren aangebracht dmv stearine. Door een héél dun randje te knippen met de wimpers er nog aan, kon je het geheel aan de oogrand bevestigen met een voorverwarmd (± 50º ) spateltje, waardoor de stearine smolt en de wimpers vanzelf aan de oogrand bleven kleven. Eventuele mooie kromming van de wimpers werden gedaan met een heet ( 100º ) spateltje. Er langs bewegen was meestal voldoende om de haartjes te buigen.
Wat mooi toch, dat je zomaar een duplicaat van een mens in elkaar zet en daar met plezier aan terug denkt.

 dhr.Manuel Berghoff 
 
* Onlangs heb ik mijn gebogen schaar gedoneerd aan de stichting "Gered gereedschap". Het leukste vond ik wel het bezoek dat ik bracht aan Berend Peter, waar ik werd geconfronteerd met bijna een zelfde schaar, die wij toen gebruikten voor de polyester modellen. En dat na 50 jaar.                    
                                                 |
  
 
 
 

woensdag 15 mei 2013

1ste werkdag bij Decora/Michels.

....een vrije dag, want ik hoef niet meer naar die rot fabriek "Daro".
"Ho ho jongeman, ik heb een afspraak gemaakt met een meneer bij Decora en je moet er om half 9 zijn" zei m'n zus, onderwijl rukkend aan m'n arm om mij uit bed te krijgen.
"Maak me gewoon wakker, in een flits ben ik er uit, dat bespaart je je ochtendgymnastiek en mij m'n armen" riep ik haar toe.
Snel wassen, aankleden, haar kammen (met brillantine!) en op de fiets van m'n zus naar het opgegeven adres, de Huidenkoperstraat.
Wat een mooi gebouw dacht ik, toen de deur open ging en er een man aan mij vroeg wat ik kwam doen. Waarschijnlijk was ik véél te vroeg en opende hij net de deur.
"Ik kom voor meneer Manuel Berghoff, daar heb ik een afspraak mee" vertelde ik de portier (zijn status was mij inmiddels duidelijk geworden).
Wat liep die man raar? "Kunt u niet goed lopen?" vroeg ik hem. "Kop houwe" blaftte hij mij toe.
Goeiemorgen, dat wordt feest! Ik mocht van de blaffer plaats nemen op een kruk, terwijl hij een nummer draaide en zachtjes begon te praten, te ja-meneren en te knikken. Wat een klojo, blaffen tegen mij en knikken tegen de telefoon? Dan ben je pas echt overal los van.
Enfin, ik werd na een 10 min. naar boven gestuurd en daar opgewacht door de hr. Manuel Berghoff.
"Met uw moeder heb ik alles doorgesproken, dus het is mij helemaal duidelijk, je kunt gelijk beginnen en krijgt fl. 17,50/week". Zo, dat was effies meer dan bij de Daro! Dhr.Manuel nam de telefoon en draaide een intern nummer, zat te knikken en zei dat er iemand voor hem was.
Enige ogenblikken later komt er een man binnen met een dik-omrande bril en vraagt om mee te komen. Op de tweede verdieping vertelt hij mij dat hij Wiebe heet, de chef is en dat ik alleen van hem opdrachten krijg.(alsof die andere gasten die ik zag, misschien de boel zouden kunnen overnemen?)
Oké, your the boss!
"Joop, neem jij dit mannetje onder je hoede en leer 'm schuren" brulde Wiebe tegen een sympathieke figuur aan de andere kant van de werkruimte. Ik naar die man toe, hij stelde zich voor en deed dit ook gelijk naar de andere collega's toe. Wiebe had z'n eigen werkblad en de rest zat aan een hele grote tafel 2x6 meter te plamuren en te schuren. Bleke gezichten met witte strepen keken mij aan. Snel had ik door dat het kwam, doordat zij steeds over hun gezicht wreven, vanwege het stof dat er op neersloeg.
Ja hallo, dit gaat zo maar niet, ik heb m'n goeie (!) kleren aan en kan dan toch niet daar een potje wit gaan zitten worden? Joop begreep het en nam mij mee naar een andere ruimte waar hij mij een overall gaf en vertelde, dat ik elke week een bedrag van fl. 0,75 moest betalen (inhouding op je loon)  totdat die overall was betaald. Leuke start! Zal je m'n moeder moeten horen!
Ik heb me het leplazarus geplamuurd en geschuurd en kwam er al snel achter dat er meer uit dit werk te halen moest zijn.
Joop Ton en Jan Deeterink.
 
Ik vroeg Wiebe of ik iets anders mocht gaan doen, want dat stof vond ik niet zo prettig en ongezond. "Kom maar mee" zei hij en nam mij mee naar Johan, de mallenmaker. Kijk, dit wordt interessant.

Mallen maken op modelfiguren, die door de beeldhouwer Felix waren gemaakt. Lekker kleien om randen aan de modellen aan te brengen. Heel precies werk, alles mooi recht snijden en in een rechte lijn aanbrengen op het model. Aan de horizontale kleirand werd een vertikale kleirand gedrukt, ondersteund door houtstukken, het geheel werd ingevet en het maken van de mal kon beginnen.
Met een flinke bak gips, zéér secuur geroerd vanwege klontjes, werd er een eerste laag over uitgegoten. Nadat alles bedekt was met een wit laagje, kon je 10 minuten wachten, totdat het gips meer was opgestijfd. Nu was het zaak om alles goed te verdelen en uit te smeren, zodat je over het hele model een laag kreeg van ongeveer 3 cm. Tijdens dit werk werd er om de cm een mat jute, ingesmeerd met gips overheen gelegd. Na het uitharden van het gips werd het geheel omgedraaid,  de kleirand verwijderd, de gipsen rand glad geschuurd en kegelvormige dieptes aangebracht. De dieptes zorgden er voor, dat het andere deel van de mal op z'n plaats werd gehouden.
Het zelfde procedé werd herhaald, als voor de voorzijde. Na het uitharden werden de twee helften gescheiden, het model uit de vorm genomen en de mal van binnen geschuurd en later met schellak van een beschermende laag voorzien.
Als alle onregelmatigheden aan de buitenkant waren weggewerkt, werden er ijzeren beugels, dmv stroken jute, geïmpregneerd met gips, bevestigd aan de mal.
Nu was de mal gereed om in gebruik te worden genomen voor duplicering van het model.
Bovenstaande foto laat het fabriceren zien van een nieuw deel van een etalagepop. Dit was ver voor mijn tijd in een ander atelier in 1928.
Mijn verslag over het werk bij Decora/Michels, zet ik verder in een volgend verslag.