De mal werd ingesmeerd met een vettige oplossing van stearine en spiritus, om er voor te zorgen dat het eindproduct makkelijk loslaat van de mal.
Daarna werden er stroken jute ingesmeerd met massa en in de mal gelegd, sommigen over elkaar, al naar gelang de plaats waar de meeste druk zou ontstaan.
Zoveel mogelijk werd er tot aan de rand toe geplakt, hoefde er ook niets afgeknipt te worden en was het gereed om op de andere helft van de mal geplaatst te worden. Mocht er toch een teveel aan jute boven de mal uitsteken, dan werd dit afgeknipt met een gebogen schaar*.
Om deze twee helften aan elkaar te plakken gebruikte men lange stroken jute die voor de helft aan het onderste deel werden geplakt, lichtelijk gebogen, om daarna de bovenste helft er op te leggen en dan aan de binnenkant de strook jute aan te drukken op de bovenste helft.
Het onderste deel bestond uit één stuk en het bovenste uit meerdere. Zodoende kon je altijd de bovenstukken goed aandrukken, waardoor het een geheel werd.
Na de hele mal te hebben beplakt, werd de mal naar een grote warmtekamer gebracht om daar uit te harden. De temperatuur van die kamer lag boven de 100 graden, gasgestookt en het was geen pretje om daar lang te verblijven.
Na ongeveer 2 uur werd de mal uit de kamer gehaald en op de werktafel werden de bovenste delen er eerst vanaf gehaald en daarna het hele model uit de vorm (mal) getild.
Om een verbinding tussen de romp en de benen te maken werd er een plaat op het onderte deel gezet met een soort slot dat precies past in de plaat die aangebracht was aan de torso. Hetzelfde werd ook gedaan met de armen en handen.
Na dit proces ging het model naar de plamuur/schuurafdeling en daar werden alle oneffenheden opgevuld met een plamuur van dezelfde samenstelling als de massa, alleen werkte deze sneller en had geen verwarming nodig. Tussentijds werden alle onderdelen aangebracht.
Als het model van een vrouw was, dan werden er houten hakken (naald) aangebracht. Dit was voor een man niet nodig. Alhoewel!
Na het uitharden van de plamuur namen de schuurders het over en schuurden alles spiegelglad.
De volgende stap voor het afgewerkte model was de spuiterij, waar een universele kleur werd gespoten over het model. Als deze kleur droog was, werd het opnieuw geschuurd met een zéér fijn schuurpapier (polijsten) en weer teruggebracht naar de spuiter, die er de definitieve kleur op aan bracht.Het hele procedé hanteerde men ook voor de torso's, handen, armen en hoofden. Was alles in de hoofdkleur gespoten, dan kon het decoreren beginnen door onze 'artiest' Jan Deterding.
Zijn taak was de ogen en wenkbrauwen te schilderen, nagellak aanbrengen, wimpers en een mooie blos op de wangen. Dat vond ik toentertijd het mooiste aan de modellen om te doen. Hoe kijken de ogen je aan, hoe sterk is de kleur van de pupillen en de uitstraling van onder de wimpers.
De wimpers werden uit een kaart geknipt, waar ze in een gebogen lijn op waren aangebracht dmv stearine. Door een héél dun randje te knippen met de wimpers er nog aan, kon je het geheel aan de oogrand bevestigen met een voorverwarmd (± 50º ) spateltje, waardoor de stearine smolt en de wimpers vanzelf aan de oogrand bleven kleven. Eventuele mooie kromming van de wimpers werden gedaan met een heet ( 100º ) spateltje. Er langs bewegen was meestal voldoende om de haartjes te buigen.
Wat mooi toch, dat je zomaar een duplicaat van een mens in elkaar zet en daar met plezier aan terug denkt.
* Onlangs heb ik mijn gebogen schaar gedoneerd aan de stichting "Gered gereedschap". Het leukste vond ik wel het bezoek dat ik bracht aan Berend Peter, waar ik werd geconfronteerd met bijna een zelfde schaar, die wij toen gebruikten voor de polyester modellen. En dat na 50 jaar.
|