donderdag 28 november 2013

Oplossen lekkage


Zo heb je een prachtig afgetimmerde en geschilderde zolder/logeerkamer, en zo heb je een onverwachte lekkage die prachtige bruine strepen achterlaat.
Enige onverbloemde taal was op z'n plaats.
Even Googlen voor een goed bedrijf die onze schoorstenen onder handen kan nemen, want daar komt de waterbaan vandaan.
Na enkele offerte's te hebben vergeleken, kozen we een paar prima vaklui. De buren hadden geen last van lekkage (?), dus wilden niet meedelen in de kosten. 3 huizen, 4 schoorstenen, waarvan ik van twee de helft gebruik en zij beiden de andere helft. No way, no pay! Jammer dan, ga ik m'n eigen gang en laat de beide schoorstenen voor eigen rekening doen. (+ € 600,= extra)
Enkele weken later begon ik maar vast de pergola te slopen en de druif te verwijderen, om zo plaats te maken voor de steiger van die werklui. Was toch nog wel een klus, had 'm namelijk zelf gemonteerd, en ja, dan zit 'ie ook goed vast.


Een paar dagen later werd de steiger voor ons huis geplaatst en begonnen ze met gritstralen en uitbeitelen van de voegen. Veel gruis en stof rondom het huis.
Het was alleen jammer, dat het weer telkens roet in het eten gooide, waardoor ze geregeld moesten stoppen.

Door het stralen van de schoorsteen zag deze er weer als nieuw uit.

 De volgende stap was het aanbrengen van de nieuwe loodslab (180gr. ipv 140gr.), de oude slab zat vol haarscheurtjes.

Het aanbrengen van het lood had heel wat voeten in de aarde, vanwege het schuine dak waar die mannen op werkten. Maar de klus werd geklaard.
Wachtend op betere weersomstandigheden, werd er 4 dagen later pas begonnen met het opnieuw cementeren van de voegen.

 Tjeetje, wat wordt dat mooi!
Er ging nog aardig wat cement zitten in die voegen.

"Nou meneer, we komen volgende week terug, dan is het cement goed uitgehard en dan zal ik de schoorstenen impregneren" zei de uitvoerder. Ja, wat wil je, het is vrijdagmiddag en die mannen roken het weekend!
Enfin, woensdagmorgen waren de mannen weer present en gingen op voor het laatste bedrijf.
Dak schoonmaken, schoorstenen impregneren, goten uitscheppen en de steiger afbreken. Dat hadden ze in 2 uurtjes geflikt!
Oké, klus geklaard, rekening in je hand, garantie voor 30 jaar en weg waren ze.
Anderhalve week later, een donkere dag, veel regen buiten, maar waarom loopt de regen langs m'n raam? De goot hangt 40 cm over, dus dat kennie! VERSTOPPING!!
Na de goten te hebben leeggehaald (klein beetje bladeren en gruis), dacht ik dat het probleem was opgelost. Zelf was ik ook drijfnat en wist dat het nu opgelost was.
De volgende morgen toch maar even inspecteren. Waarom was de goot boven bij de uitbouw droog?
Eh..., dakpannen opschuiven en het dak op, om te zien of er ergens nog een obstakel zat in de goot.
Ja hoor, de man die de goten zou schoonmaken vanwege de rommel, had vergeten dat er ook nog schuine goten van de uitbouw zijn en daar lag een meter gruis met blaadjes, die geen druppel doorlieten, maar alles vrolijk onder de dakpannen verspreidden.
Toch maar een telefoontje richting aannemer gedaan en hem fijntjes gewezen op het werk van zijn werknemer. Was 'ie niet blij mee, maar zou wel actie ondernemen.
Na vele regenbuien leefden wij droog en gelukkig verder.

woensdag 20 november 2013

Van gips naar polyester.


Van de Huidekoperstraat naar de Lijnbaansgracht.
Maakten we in het oude atelier nog etalagepoppen die niet te tillen waren, op het nieuwe atelier in een pakhuis werd gestart met polyesterpoppen. Enige werkervaring met polyester ging vooraf aan de totale start van de productie.
Met de nieuwe mallen op een open laadbak, ging het richting de Lijnbaansgracht, onderweg nageroepen door vele nieuwsgierigen, zoals : "Hé, legt je ouwe moer soms in die vorm?" Ja, de humor 'legt' in Mokum op straat en dat laten ze weten ook!
Bij het atelier/pakhuis aangekomen moest alles met de 'hijs' naar boven.
De kist voor de mallen was eigenlijk te klein ( later kregen we een grotere). Daarop werd besloten de mallen rechtop te zetten (welk genie dat nou had bedacht!) om ze alsnog goed naar boven te krijgen. Halverwege de tocht naar boven donderde de hele troep eruit ( de kist was te laag) en raakte flink beschadigd. Tsja, wie gaat de baas bellen om te zeggen dat de boel in puin ligt? Niemand.

                                                        Berend Peter aan de 'hijs' in '62.

Voor geen kleintje vervaard nam ik een mal onder m'n armen en liep er mee de trappen op. Drie lange smalle trappen op worstelen en ik kwam diverse keren vast te zitten. Na 4 keer de trappen op en af te hebben gelopen, vond ik het welletjes en begon, met de al opgedane ervaring de mallen te repareren.
Chef Klaas van Wijk wilde dat ik mee bleef helpen om die 'krengen' naar boven te brengen, maar ik bracht hem fijntjes aan z'n verstand dat onze baas een uur later de boel zou komen inspecteren en dan ben je goed zuur als hij een puinhoop aantreft!
De gerepareerde mallen zette ik vooraan, zodat de schade aan de anderen niet opviel. De hele dag zijn we bezig geweest met het installeren van de spullen, zoals tafels, schuurband, vaten met polyester, vaten aceton, rollen glasmat en dozen vol glasvezel. De volgende dag zouden we 'los' gaan met de productie.
Onze 'schuurder' Alfons Szicinsky stond, zware shag rokend, voor de deur te wachten totdat de chef zou arriveren. Na het openen van de deur was het een hele klus om je fiets naar de eerste verdieping te sjouwen, buiten laten staan was toen ook al geen optie. Of hij werd gejat, of hij lag in de gracht.
Omkleden deden we in de 'schaftruimte' cq fietsenstalling. Omdat ik het werken in een overal niet prettig vond, had ik oude kleding van huis meegenomen om die daar af te dragen en weg te gooien als ze smerig waren.
Om niet te veel te worden blootgesteld aan de glasvezels en asbest, waren er tegen de wand grote afzuigkasten geplaatst, waarin je met niet al te grote mallen kon werken.
's Morgens kregen we een lijst met de nummers van de modellen die die dag gemaakt moesten worden.
Het eerste wat er werd gedaan was een filmlaagje aanbrengen in de mal, laten drogen en daarna de mal met huidkleurige polyester (roze) insmeren, die diende als 'kleeflaag' voor de aan te brengen glasvezel. Zo goed mogelijk werd er een gelijkmatig laagje aangebracht in de rondingen van de mal, waarna het impregneren (plakken) kon beginnen.
Voor het impregneren werd een dunne polyester, gemengd met 'harder', gebruikt, om de glasvezel te verzadigen. Na het uitharden werden de randen afgeknipt ( met zo'n 'beroemde' kromme schaar die Berend nog steeds in zijn bezit heeft) en met een mengsel van asbest/polyester ( dikte van plamuur) de randen van beide zijden ingesmeerd en daarna aan elkaar bevestigd dmv lijmklemmen. (later maakten we koorden van gedrenkte asbest vast aan de randen, met daarop een laagje om de beide helften aan elkaar te bevestigen).

                                    Cor Lorent en Berend Peter aan het werk met polyester.

Klaar om de warme droogkast in te gaan, waar ze ongeveer 2 uur konden uitharden.
Na de droogtijd maakte we met een stevig stalen mes de mal open en werd er met enig wrikken het model uit de vorm gehaald. Met het mes haalden we de scherpe randen er af en brachten de modellen naar chef Klaas van Wijk, die op zijn beurt de modellen plamuurde.
Ook de plamuur moest enige tijd (15 min.) drogen om de volgende behandeling te ondergaan.
Nu kon Alfons z'n schuurtalenten demonstreren, door de modellen langs een groot schuurlint te halen en eventuele kleine oneffenheden opnieuw te plamuren, of te schuren. Binnen een mum van tijd stond Alfons met een wit gezicht van het schuurstof (geen afzuiginstallatie!) met tussen z'n lippen zijn onafscheidelijk sigarettenpijpje. Roken was voor Alfons van levensbelang.
Een collega uit de beginperiode, Gerrit van de Berg, hield het na een paar maanden voor gezien en begon in de Hazenstraat een atelier (achter ons atelier), waarin hij spuitgietproducten ging produceren. Hij kon niet meer tegen die polyester lucht! Helaas voor hem, die plastictroep waar hij mee werkte stonk nog harder.
Veel plezier heeft hij niet gehad van z'n eigen bedrijfje. Het brandde tot de grond toe af in '61.
Gerrit heb ik nooit meer gezien.
Het eerste halfjaar werkte ik samen met een collega uit de Huidekoperstraat en daarna kwam Cor Lorent mij assisteren. Een stille jongen, waar fijn mee te werken was.
Niet lang na Cor kwam er een meisje ( Hennie?)uit de buurt bij ons werken. Een echte Jordanese, met een taalgebruik waar je van in een deuk lag. Nergens bang voor, zelfs niet voor de chef. Zoenen kon ze wel, maar dat wilde ze elke dag met iedereen. Ja dag! Jammer voor haar, ik deed niet mee. Niet mijn type!
Twee weken later bracht Hennie haar jongere broer mee om ook bij ons te komen werken. Wij dat knaapje inwerken, maar de volgende dag verscheen hij niet op z'n werk, hij was ziek!
'Meneer' zat te vissen op de Lauriersgracht, een stinkende gracht vanwege alle groentenoverschotten die erin werden gegooid door de handelaren die aan de gracht hun opslag hadden. Je kon bijna over die soep naar de overkant lopen. Samen met Klaas ging ik naar onze 'visser', die inmiddels gezelschap van een jonger broertje had gekregen. Dat knaapje had ruzie met z'n grote broer en gaf hem een zet, waardoor hij in de gracht donderde en tussen het smerige groenteafval belandde. Samen met Klaas trokken we de jongen op het droge en brachten hem naar huis.
Toen was hij echt ziek en kwam nooit meer terug!
Daarna hebben we nog veel andere gezichten gezien, soms een dag, soms langer. Van Kareltje tot Carla en van Emily tot Jaap.
Enige tijd later kwam er een nieuw gezicht het atelier opfleuren : Berend Peter.
Berend was snel ingewerkt en maakte al snel net zo makkelijk als wij de modellen.
Restanten polyester (!) namen wij wel eens mee naar huis, om zelf te verwerken. Ik weet niet of Berend het ook gebruikte in z'n atelier.
Regelmatig kwam ik daar op bezoek, maar weet helaas niet veel meer van die periode.
Met dit blog probeerde ik te beschrijven wat mijn werkervaringen waren vanaf de eerste uurtjes.

                      Het eindresultaat in de vernieuwde showroom in de Huidekoperstraat.
                                                      ( met dhr. Manuel Berghoff)
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 

 

zondag 25 augustus 2013

Belevenissen in de Huidenkoperstraat.

Na mijn werkzaamheden op de kappersafdeling (het boeide mij niet erg!), ging ik weer aan de slag met de modellenfabricage en het opmaken van de poppen, schilderen van de ogen, blosjes op de wangen, wimpers aanbrengen en de lippen mooi rood maken.

 Er waren wel standaard bewerkingen, maar de rest werd op gevoel en eigen initiatief gedaan. Zo was geen gezicht hetzelfde opgemaakt.
Soms kwam er een klant die om afwijkende kleuren vroeg, zowel het hele model als de pruik en opmaak. Dat was het leukste aan dat werk, je helemaal uitleven met gekke kleuren en pruiken.
Volgens mij maakten we toen al de eerste 'punkers'. Stekelkoppen met absurdistische ogen en zwarte lippen. In eerste instantie was de baas er niet zo gelukkig mee, het mocht niet te gek worden, maar de klant wel en die betaalde er tenslotte voor.
De snorren en wimpers maakten we zelf (wat ik al eerder beschreef), maar op een keer zag ik dat m'n collega Jan Deeterink een mooie grijsbruine snor had gemaakt. Hoe kwam 'ie daar nou aan?
"Konijn" vertelde hij mij, "Maar we hebben hier geen konijnen" zei ik. "Ssstt.., kom effe mee" fluisterde hij en liep naar de liftschacht.

*Er was een speciale sleutel om de lift tot op het dak uit te laten komen. Dit mocht alleen door de liftmonteur worden gedaan, wij hadden daar niets te zoeken. Hoe kwam die 'gek' aan die sleutel?
Zoals met alles in die tijd, waren we erg vindingrijk en was de sleutel gewoon achterover gedrukt, nagemaakt, later weer 'gevonden' en teruggegeven aan de monteur.*

Op het dak aangekomen viel m'n mond open. Keurig naast elkaar stonden daar zes konijnenhokken, waar meer dan 20 beesten in zaten. Nou wist ik ook gelijk waarom ze mij steeds vroegen om schillen en oud brood mee te nemen.
"Die zijn voor de Kerst" zei Jan "En als je je kop houd, krijg je er ook eentje". Ja hallo, we zijn nu met twaalf kinderen thuis! Dat wordt een karig maal.
Zo kwam m'n collega dus aan die mooie haren voor een snor. Hij trimde gewoon af en toe een konijn.
Dit mocht de baas niet weten, want Jan had verteld dat hij dit haar speciaal van een kapperszaak kreeg waar alleen buitenlanders kwamen met stevig haar. De baas was tevreden en betaalde Jan voor de wekelijkse inbreng van zakjes haar. De oplichter!
Maandenlang werden de konijnen gevoerd en geknipt, maar toen kwam de kerst dichterbij en moest er worden bedacht hoe die konijnen van het dak en uit het gebouw te krijgen.
Afgesproken werd dat we met z'n drieën de konijnen op het dak zouden villen, in een papieren zak doen en in de tuin aan de achterkant naar beneden gooien, waar een collega de fietstassen zou vullen met de buit.
Het villen van de eerste konijnen ging van een leien dakje, totdat 'Kleine Joop' de Vries (andere collega, niet zo slim!) een Vlaamse reus aan z'n oren uit het hok trok. Nou, die reus had daar totaal geen zin in, verzette zich hevig en krabde Joop's handen open. Dit was toch niet te filmen! Joop als een gek achter dat rotkonijn aanrennen over het dak. Het was te hopen dat dat beneden niet werd gehoord.
Nu was dat dak voorzien van een opstaande rand van ongeveer 1,20 mtr. hoog, daar kan het konijn nóóit overheen. Wel dus, vlak voordat Joop hem aan z'n poot beet had.
Dat beest was echt zwaar, die houd je niet aan één poot vast, vooral Joop niet met z'n kleine handen.
Met een hoge 'piep' schoot het konijn over de rand en suisde naar beneden! Ojee, paniek! We hoorden een harde klap in de straat, keken over de rand naar beneden en zagen daar dhr. Berghoff naast z'n auto (Mercedes) onthutst kijken naar een konijn dat een ferme deuk in z'n dak had gemaakt.
Toen Berghoff naar boven keek en onze gezichten zag, was het te laat en de rapen gaar!
Zo snel als mogelijk was hebben we aan de achterkant van het gebouw alles naar beneden gedonderd, om de sporen uit te wissen. De lift konden wij niet gebruiken, Berghoff  had 'm eerder te pakken dan wij en stond een paar tellen later op het dak te razen en te tieren en ons de mantel uit te vegen.
Na ettelijke doodsbedreigingen, ontslag en vervolging, mochten wij naar beneden. Die dag was een ieder wat eerder thuis (werd ingehouden op ons loon!) en de volgende dag moesten we om half 7 present zijn om alle rotzooi op te ruimen (zonder extra loon?).
Vier dagen later was er een mooi kerstfeest op de zaak. Iedereen in z'n 'pakkie-best', met een cadeautje voor een collega (lootjes trekken) en in opperbeste stemming.
Met geen woord werd er door de baas gerept over 'het konijnenbombardement', we waren weer als verloren zonen in genade aangenomen en dat probeerden wij ècht wel enkele dagen vol te houden.
Niet veel later werd er door de directie een pakhuis op de Lijnbaansgracht aangeschaft, ingericht als werk-atelier, waar we aan de slag gingen met polyester.
Alle proeven met mallen en materiaal waren uitvoerig getest in de Huidenkoperstraat, zodat we meteen aan de slag konden gaan.
Polyester, glaswol en asbestkoord! Producten die toen niet het predicaat  'gevaarlijk'  hadden..

woensdag 5 juni 2013

Met de handen in het haar....

Al aardig ingewerkt in het maken van etalagepoppen, werd ik overgeplaatst (volgende deur) naar de 'kapsalon' van dhr. Kerkwijk. Een lange magere man die de pruiken voor de poppen maakte.
Van m'n oudere broer Jaap (dameskapper) had ik een mooi lichtblauw kappersjasje gekregen, waar ik scharen en kammen in op kon bergen. Wel zo makkelijk. Kerkwijk vroeg gelijk waar ik dat jasje vandaan had (beetje jaloers?).
Oké, ik kreeg een grote bundel nylon haren in m'n handen gedrukt en die moest over een hekel worden gehaald, minstens 10 minuten, van beide kanten af. Na een doos van 25 kilo te hebben 'gehekeld' met kramp in m'n armen, werden er strengen van ongeveer 5cm dikte gevormd (met een elastiekje bij een gehouden) en werden deze strengen in een grote pan met kokend water gedaan, waarin dan de gewenste kleur aan werd toegevoegd. Van geel tot blauw en rood tot zwart. (Dylonverf, ik heb nog steeds een paar blikjes van dat spul in diverse kleuren)
Regelmatig omroeren en na 3 uur er uit halen, afspoelen en afkoelen. De kleur werd geïnspecteerd aan de hand van een kleurkaart of het overeen kwam met de keuze.
De volgende stap was weer hekelen, maar dan met dunne strengen (± 1,5cm). Deze strengen werden plat gemaakt en tussen een strook linnen gelijmd. Tijdens het droogproces werden de 'kapjes' gemaakt.
Voor de kapjes gebruikten we een houten kop, met op de haarlijn een groef die met een donkerblauw kleurpotlood werd ingekleurd. Van linnen-lapjes besmeerd met een lijmoplossing, werd de kop beplakt. Na droging het kapje verwijderen van de kop en op de blauwe lijn (afgifte van het kleurpotlood op het linnen) het kapje uitknippen.
Het kapje ging weer terug op de kop en met enkele spijkertjes vastgezet.
Nu was het haar aan de beurt. Van te voren werd dmv potloodstrepen aangegeven waar de strengen moesten worden vastgezet. De plaatsing was belangrijk, vanwege de richting waarin het haar in model moest worden gebracht.
De linnen strook met het haar er tussen, werd voorzien van lijm en met 2 spijkertjes op de kop vastgezet. Dit procedé herhaalde zich totdat de hele kop in alle richtingen goed gevuld was. Onderaan beginnen en naar de kruin toewerken.
Als alle strengen waren vastgemaakt, dan werden ze met siccatief (sterk drogend vernis) ingesmeerd en net als bij een echte kapper(!) rollers gezet. 
Na 1,5 uur in de droogkamer te zijn geweest, werd de kop er uit gehaald om gekapt te worden. Rollers er uit, siccatief er uit borstelen, haar op lengte van het gewenste model knippen en opkammen. Dat laatste was het werk van Kerkwijk, na een week mocht ik het ook proberen en niet zonder succes. Dit was weer een totaal andere ervaring.
Na een laatste controle werd er een gigantische hoeveelheid haarlak over gespoten, om er voor te zorgen dat de pruik bij de eerste de beste aanraking niet in elkaar donderde.
De vrouwenkoppen waren allemaal van dezelfde maat, zo ook de herenkoppen (alleen iets groter, haha).
Mijn mooiste pruik (± 80cm hoog) heb ik gemaakt voor Ellen Vogel, die toen in de Schouwburg speelde. De naam van de voorstelling weet ik niet zo goed meer. "Eurydice" (gemalin van Orpheus), of iets dergelijks.
Het inplanteren van haar is een hele andere tak van sport.
In een mal van een hoofd, werd 'massa' gegoten, eerst een stollingslaagje en daarna nog een laag erover heen. De mal ging de oven in voor 15 min., de massa bleef daardoor zacht.
Voorzichtig werd de mal los gemaakt en de gietrandjes van het hoofd afgesneden. Direct daarna werd het hoofd onderhanden genomen door de dames van de andere kapafdeling.
Doordat de massa nog zacht was kon men er makkelijk met een pennetje doorheen prikken. Het inplanteren gebeurde dmv een grove naald, waarvan het oog gehalveerd was. Zodoende ontstond er een heel klein vorkje.
Door nu een bosje haar te nemen en dit op het hoofd te leggen, kon met het vorkje steeds een stuk of drie haren in de massa worden gedrukt.
Tijdens het inplanteren werd steeds de richting van het haar in de gaten gehouden, anders stond alles naar voren of naar achteren. Schuin aan de bovenkant en bijna plat in de nek en bakkebaarden.
Ook deze haren werden op rollers gezet, met siccatief bewerkt en weer in de droogruimte geplaatst om uit te harden. Door het uitharden van de massa, bleven de haren vanzelf vastzitten.
Na ongeveer een uur haalde men het hoofd op, rollers er uit, borstelen, knippen en in model brengen.


*De eerste beschrijving van pruiken geldt voor etalagepoppen (vast) en artiesten.
**Het tweede deel voor etalagepoppen met losse kop.

Dit alles speelde zich af in 1959 en het was een leuke tijd.
Tijdens mijn werkzaamheden bij Decora werd er aardig wat rottigheid uitgehaald met de jongste  bediende (ik!).
Mijn leefvoer voor de hele dag bestond uit 24 boterhammen(!) en dat voor zo'n jonge knaap! In die tijd kocht mijn moeder alleen witbrood. "De hele oorlog bruin gegeten, nu wil ik wit" was haar standpunt en daar hadden we maar mee te 'dealen'.
Enfin, kom ik op m'n werk, berg m'n brood op in de kast en ga aan de slag. Om 10 uur koffietijd, met een lekker boterhammetje er bij. Mooi niet! Ik heb de hele tent afgezocht naar mijn brood, nergens te vinden. Ik zag bij de werkbank wel twee voetplaten geklemd zitten tussen de bankschroef, maar sloeg daar geen acht op. Na een kwartier toch ook daar maar even kijken, èn ; ja hoor! daar zat mijn stapel brood, geplet tussen die voetplaten. Grrrr..!! Ze mogen alles met mij uithalen, maar blijf van m'n eten af, dan word ik link!
Er was niets meer van te maken, dus de hele dag met honger rond gelopen. Geen van de collega's gaf mij een boterham. Maar mijn wraak was zoet.
Drie weken later, de mannen waren weer in de roes van het werk en letten niet zo goed meer op.
Ik was op de hoogte van wat te doen bij een eventueel brandalarm en vond de knop, drukte 'm in en maakte dat ik weg kwam. Paniek in de tent, alles ontruimd, iedereen naar buiten en ik verstopte me in de showroom, tot iedereen weg was.
Via de noodtrap kwam ik terug op de afdeling en heb alle broodbakjes/zakjes van m'n collega's gepakt, omgekeerd op een groot stuk papier en de boterhammen met m'n handen versnipperd tot  kleine stukjes.
Ik verstopte me op het toilet en kwam tevoorschijn toen de mensen van de straat weer naar binnen kwamen. Het was een groot raadsel voor hen waarom het alarm was afgegaan. Tsja...!
Koffietijd!!
Allemaal opzoek naar hun broodbakje, vloeken als dragonders toen ze niets vonden.
Ik zat al lekker te eten toen het hele stel binnen kwam. "Tada! Verrassing!" "Neem een lepel en schep je zelf een handje vol op". Alles door elkaar, de kaas niet te onderscheiden van de jam. "Eet smakelijk" zei ik en maakte dat ik weg kwam.
Later moest ik bij m'n baas uitleggen wat er gebeurd was. Ik vertelde hem dat ik bij de trap was uitgegleden en precies op de alarmknop terecht was gekomen. Volgens mij keek ik daar zéér onschuldig bij.
Vanaf die tijd hielden de collega's toch een beetje meer rekening met mij, want je wist maar nooit wat die kleine dondersteen de volgende keer met hen zou doen.










maandag 20 mei 2013

Plakken en verder...

Wat een raar woord: plakken! Het dupliceren van een etalagepop in een mal werd zo genoemd, vanwege het insmeren van de jute met 'massa' ( mengsel van gips/krijt/dolomiet/arabische gom en rode kleurstof) en het aan elkaar smeren van deze stoffen.
De mal werd ingesmeerd met een vettige oplossing van stearine en spiritus, om er voor te zorgen dat het eindproduct makkelijk loslaat van de mal.
Daarna werden er stroken jute ingesmeerd met massa en in de mal gelegd, sommigen over elkaar, al naar gelang de plaats waar de meeste druk zou ontstaan.

 anno 1928

Zoveel mogelijk werd er tot aan de rand toe geplakt, hoefde er ook niets afgeknipt te worden en was het gereed om op de andere helft van de mal geplaatst te worden. Mocht er toch een teveel aan jute boven de mal uitsteken, dan werd dit afgeknipt met een gebogen schaar*.
Om deze twee helften aan elkaar te plakken gebruikte men lange stroken jute die voor de helft aan het onderste deel werden geplakt, lichtelijk gebogen, om daarna de bovenste helft er op te leggen en dan aan de binnenkant de strook jute aan te drukken op de bovenste helft.
Het onderste deel bestond uit één stuk en het bovenste uit meerdere. Zodoende kon je altijd de bovenstukken goed aandrukken, waardoor het een geheel werd.
Na de hele mal te hebben beplakt, werd de mal naar een grote warmtekamer gebracht om daar uit te harden. De temperatuur van die kamer lag boven de 100 graden, gasgestookt en het was geen pretje om daar lang te verblijven.
Na ongeveer 2 uur werd de mal uit de kamer gehaald en op de werktafel werden de bovenste delen er eerst vanaf gehaald en daarna het hele model uit de vorm (mal) getild.
Om een verbinding tussen de romp en de benen te maken werd er een plaat op het onderte deel gezet met een soort slot dat precies past in de plaat die aangebracht was aan de torso. Hetzelfde werd ook gedaan met de armen en handen.
Na dit proces ging het model naar de plamuur/schuurafdeling en daar werden alle oneffenheden opgevuld met een plamuur van dezelfde samenstelling als de massa, alleen werkte deze sneller en had geen verwarming nodig. Tussentijds werden alle onderdelen aangebracht.
Als het model van een vrouw was, dan werden er houten hakken (naald) aangebracht. Dit was voor een man niet nodig. Alhoewel!

Na het uitharden van de plamuur namen de schuurders het over en schuurden alles spiegelglad.
De volgende stap voor het afgewerkte model was de spuiterij, waar een universele kleur werd gespoten over het model. Als deze kleur droog was, werd het opnieuw geschuurd met een zéér fijn schuurpapier (polijsten) en weer teruggebracht naar de spuiter, die er de definitieve kleur op aan bracht.

 Leonard de Lanois

Het hele procedé hanteerde men ook voor de torso's, handen, armen en hoofden. Was alles in de hoofdkleur gespoten, dan kon het decoreren beginnen door onze 'artiest' Jan Deterding.
Zijn taak was de ogen en wenkbrauwen te schilderen, nagellak aanbrengen, wimpers en een mooie blos op de wangen. Dat vond ik toentertijd het mooiste aan de modellen om te doen. Hoe kijken de ogen je aan, hoe sterk is de kleur van de pupillen en de uitstraling van onder de wimpers.
De wimpers werden uit een kaart geknipt, waar ze in een gebogen lijn op waren aangebracht dmv stearine. Door een héél dun randje te knippen met de wimpers er nog aan, kon je het geheel aan de oogrand bevestigen met een voorverwarmd (± 50º ) spateltje, waardoor de stearine smolt en de wimpers vanzelf aan de oogrand bleven kleven. Eventuele mooie kromming van de wimpers werden gedaan met een heet ( 100º ) spateltje. Er langs bewegen was meestal voldoende om de haartjes te buigen.
Wat mooi toch, dat je zomaar een duplicaat van een mens in elkaar zet en daar met plezier aan terug denkt.

 dhr.Manuel Berghoff 
 
* Onlangs heb ik mijn gebogen schaar gedoneerd aan de stichting "Gered gereedschap". Het leukste vond ik wel het bezoek dat ik bracht aan Berend Peter, waar ik werd geconfronteerd met bijna een zelfde schaar, die wij toen gebruikten voor de polyester modellen. En dat na 50 jaar.                    
                                                 |
  
 
 
 

woensdag 15 mei 2013

1ste werkdag bij Decora/Michels.

....een vrije dag, want ik hoef niet meer naar die rot fabriek "Daro".
"Ho ho jongeman, ik heb een afspraak gemaakt met een meneer bij Decora en je moet er om half 9 zijn" zei m'n zus, onderwijl rukkend aan m'n arm om mij uit bed te krijgen.
"Maak me gewoon wakker, in een flits ben ik er uit, dat bespaart je je ochtendgymnastiek en mij m'n armen" riep ik haar toe.
Snel wassen, aankleden, haar kammen (met brillantine!) en op de fiets van m'n zus naar het opgegeven adres, de Huidenkoperstraat.
Wat een mooi gebouw dacht ik, toen de deur open ging en er een man aan mij vroeg wat ik kwam doen. Waarschijnlijk was ik véél te vroeg en opende hij net de deur.
"Ik kom voor meneer Manuel Berghoff, daar heb ik een afspraak mee" vertelde ik de portier (zijn status was mij inmiddels duidelijk geworden).
Wat liep die man raar? "Kunt u niet goed lopen?" vroeg ik hem. "Kop houwe" blaftte hij mij toe.
Goeiemorgen, dat wordt feest! Ik mocht van de blaffer plaats nemen op een kruk, terwijl hij een nummer draaide en zachtjes begon te praten, te ja-meneren en te knikken. Wat een klojo, blaffen tegen mij en knikken tegen de telefoon? Dan ben je pas echt overal los van.
Enfin, ik werd na een 10 min. naar boven gestuurd en daar opgewacht door de hr. Manuel Berghoff.
"Met uw moeder heb ik alles doorgesproken, dus het is mij helemaal duidelijk, je kunt gelijk beginnen en krijgt fl. 17,50/week". Zo, dat was effies meer dan bij de Daro! Dhr.Manuel nam de telefoon en draaide een intern nummer, zat te knikken en zei dat er iemand voor hem was.
Enige ogenblikken later komt er een man binnen met een dik-omrande bril en vraagt om mee te komen. Op de tweede verdieping vertelt hij mij dat hij Wiebe heet, de chef is en dat ik alleen van hem opdrachten krijg.(alsof die andere gasten die ik zag, misschien de boel zouden kunnen overnemen?)
Oké, your the boss!
"Joop, neem jij dit mannetje onder je hoede en leer 'm schuren" brulde Wiebe tegen een sympathieke figuur aan de andere kant van de werkruimte. Ik naar die man toe, hij stelde zich voor en deed dit ook gelijk naar de andere collega's toe. Wiebe had z'n eigen werkblad en de rest zat aan een hele grote tafel 2x6 meter te plamuren en te schuren. Bleke gezichten met witte strepen keken mij aan. Snel had ik door dat het kwam, doordat zij steeds over hun gezicht wreven, vanwege het stof dat er op neersloeg.
Ja hallo, dit gaat zo maar niet, ik heb m'n goeie (!) kleren aan en kan dan toch niet daar een potje wit gaan zitten worden? Joop begreep het en nam mij mee naar een andere ruimte waar hij mij een overall gaf en vertelde, dat ik elke week een bedrag van fl. 0,75 moest betalen (inhouding op je loon)  totdat die overall was betaald. Leuke start! Zal je m'n moeder moeten horen!
Ik heb me het leplazarus geplamuurd en geschuurd en kwam er al snel achter dat er meer uit dit werk te halen moest zijn.
Joop Ton en Jan Deeterink.
 
Ik vroeg Wiebe of ik iets anders mocht gaan doen, want dat stof vond ik niet zo prettig en ongezond. "Kom maar mee" zei hij en nam mij mee naar Johan, de mallenmaker. Kijk, dit wordt interessant.

Mallen maken op modelfiguren, die door de beeldhouwer Felix waren gemaakt. Lekker kleien om randen aan de modellen aan te brengen. Heel precies werk, alles mooi recht snijden en in een rechte lijn aanbrengen op het model. Aan de horizontale kleirand werd een vertikale kleirand gedrukt, ondersteund door houtstukken, het geheel werd ingevet en het maken van de mal kon beginnen.
Met een flinke bak gips, zéér secuur geroerd vanwege klontjes, werd er een eerste laag over uitgegoten. Nadat alles bedekt was met een wit laagje, kon je 10 minuten wachten, totdat het gips meer was opgestijfd. Nu was het zaak om alles goed te verdelen en uit te smeren, zodat je over het hele model een laag kreeg van ongeveer 3 cm. Tijdens dit werk werd er om de cm een mat jute, ingesmeerd met gips overheen gelegd. Na het uitharden van het gips werd het geheel omgedraaid,  de kleirand verwijderd, de gipsen rand glad geschuurd en kegelvormige dieptes aangebracht. De dieptes zorgden er voor, dat het andere deel van de mal op z'n plaats werd gehouden.
Het zelfde procedé werd herhaald, als voor de voorzijde. Na het uitharden werden de twee helften gescheiden, het model uit de vorm genomen en de mal van binnen geschuurd en later met schellak van een beschermende laag voorzien.
Als alle onregelmatigheden aan de buitenkant waren weggewerkt, werden er ijzeren beugels, dmv stroken jute, geïmpregneerd met gips, bevestigd aan de mal.
Nu was de mal gereed om in gebruik te worden genomen voor duplicering van het model.
Bovenstaande foto laat het fabriceren zien van een nieuw deel van een etalagepop. Dit was ver voor mijn tijd in een ander atelier in 1928.
Mijn verslag over het werk bij Decora/Michels, zet ik verder in een volgend verslag.














dinsdag 9 april 2013

Met 13 aan het werk..

"Wakker worden" schreeuwt m'n oudere zus. Ja, lekker dan, was het helemaal vergeten! Zuslief had een afspraak gemaakt met haar baas bij de DARO, dat wij om 8 uur 's morgens aanwezig zouden zijn. Haar gekamd, vol met brilliantine, kleren recht getrokken, sokken omhoog en vooral  "dankbaar" kijken, omdat die aardige meneer mij centjes laat verdienen. Hallo : IK BEN 13! Niets mee te maken, kop dicht en mee gaan.
Keurig (ik zelf ook ) op tijd in de Tolstraat, waar we werden opgewacht door een 'viswijf' van het ergste soort. (daar kreeg ik nog veel mee te stellen) Zij zei dat we moesten wachten tot de baas er was, nou dat duurde effe! Kwam die gek om kwart over 9 aanzetten, zei geen boe of bah, wees alleen met z'n vinger de deur waar wij door heen moesten. Dat bleek een soort kantine te zijn. Hij stelde zich niet voor, geen bakkie koffie of thee, maar zei dat ik over 5 min. boven moest zijn om te beginnen met werken. Einde intro!
De naam van deze blaaskaak heb ik jaren voorbij zien komen, als er weer eens een 'concours hypique' op de tv was. Meneer Ben Arts! Geïnterresseerd in geld, niet in mensen en helemaal niet in amsterdamse straatschoffies zoals ik. Fijn, de groeten en ik kijk wel hoe lang ik het in deze club uithoud.
Nieuwsgierig naar wat ik moest gaan doen, ging ik naar boven (3e etage) en werd daar opgewacht door miss Viswijf, die mij in m'n kraag vatte en naar een stoel dirigeerde achter een poedermachine.
Op een metalen plaat van 80x80cm waren papiertjes gelegd die elkaar voor een derde overlapten. Nu was aan mij de taak, "troel" deed het een keer voor, om het blad met de regelmaat van de poederverstrooiende machine, te verschuiven, zodat op het resterende deel van het papiertje de poeder terecht kwam. Hoofdpijn-poeders, hoe bedenk je het, na een half uur aan die zwabberende machine had ik een koppijn van jewelste. Tsjak tsjak tsjak tsjak! Daar word je toch gestoord van!
Halverwege de plaat deed ik het wat rustiger aan, maar dat kon niet vanwege de snelheid van dat rotding. Resultaat:één grote bende. Een vrouw tegenover mij begon gelijk te schreeuwen om de cheffin (viswijf), nou die stond al achter mij en ik kreeg me daar een dreun, dat ik met stoel en al onderuit ging. Met een gloeiende wang en een buil op m'n kop moest ik verder gaan, anders zou er wat zwaaien! Vijf uur heb ik gehaald, maar vraag niet hoe. Bij het naar huis gaan werd ik nog even stevig aan m'n oor getrokken, met de mededeling, "dat, als ik dat morgen weer flikte, er op los wordt geslagen". Leuk bedrijf, met prettige werknemers. En geen meneer Arts die er iets van zou kunnen zeggen.
De volgende morgen was ik om 8 uur present, kreeg een draai om m'n oren en werd mij verteld dat ik mij om kwart voor 8 moest melden. De bedoeling was, dat ik dan de troep van de vorige dag in de kantine kon opruimen. De jongste ruimt de troep op. Mooi niet!
Weer aangeland op mijn afdeling, moest ik leren hoe zetpillen werden gemaakt. Stalen matrijzen met torpedo-vormige uitsparing, ingebed in een bak met ijsblokjes,moesten worden volgegoten met een stinkende kokende vloeistof, zonder morsen (want dat leverde weer een dreun op) en na 5 min. kon je de pillen er uit halen, die dan werden omwikkeld met een zilverpapiertje. Een makkie, zolang je het goed doet en er geen rotgeintjes worden uitgehaald met de jongste bediende. En dat gebeurde wel, nl : niet te hete vloeistof, waardoor het al stolde voor je het in de vorm had. Dat hele zooitje lag in een deuk, ik kreeg een dreun en moest de troep opruimen.
's Middags moest ik de magazijnmeester helpen met het sorteren van de vloeistoffen voor de medicijnen. Dat liep totaal verkeerd af!
Meneer vond het leuk om mij te zeggen dat ik aan een bepaalde fles goed moest ruiken. M'n hoofd explodeerde zowat. Die smeerlap had mij een fles tinctuur met ammoniak gegeven. Wat een rotstreek! Hij lag dubbel van het lachen, totdat hij een enorme dreun kreeg van een bezem die ik te pakken had. Nooit heb ik iemand zo snel zien weg rennen voor een jongen van 13. Ziedend was ik.
Viswijf had mij inmiddels gesommeerd om weer achter de tsjak-machine te gaan zitten, tot het 5 uur was. Om 5voor 5 vond viswijf het nodig om haar gram te halen, misschien vanwege het feit dat ik de mag.meester voor z'n kop had gemept, en sloeg zomaar uit het niets met een stoffer op mijn hoofd. Dat was de 2e bult in 2 dagen, dit wordt te gek. Iedereen riep "tot morgen" en liep de trap af. Nou, dat is ook toevallig, viswijf loopt vlak voor me, dat vraagt om wraak!
Nog 6 treetjes te gaan, alleen dat werd voor haar een héle grote stap, na die stevige opdonder die ik haar verkocht, waardoor zij de trap afdonderde en ik over haar heen sprong naar buiten.
Ja, wie heeft haar nou geduwd? De eerstvolgende kreeg een scheldkannonade te verwerken waar een bootwerker jaloers op zou zijn. Ze heeft nooit meer geprobeerd om mij met een vinger aan te raken.
Na 1,5 maand was de lol bij de DARO er wel af en ging ik met m'n zus op zoek naar een nieuwe uitdaging. En dat werd de firma Decora/Michels.
En daar gaat alle vrolijkheid gewoon verder.





woensdag 3 april 2013

15 koters in de Pretoriusstraat 83 op de 3e etage....


Wat doe je als je in een gezin van 15 kinderen opgroeit. Elke morgen een gevecht aan de koude kraan, wie is er het eerst bij, want er waren maar 2 washandjes en 2 handdoeken. Ruziënden zussen en schreeuwende broers, want je moest supersnel zijn om als eerste het washandje met bijbehorende handdoek te bemachtigen. Als het volume iets te groot werd, dan verscheen m'n moeder in de keuken om links en rechts een paar meppen uit te delen. Klus geklaard, meute rustig!
Nee, dan het ontbijt!
Heel soms maakte mijn moeder het ontbijt, dat bestond meestal uit de vraag: "Hoeveel wil je", terwijl er voor de hele zooi niet genoeg te eten was. Niet veel later moesten we het zelf maar uitzoeken, 'te laat' betekende weinig. Dus ging je naar school met een  "beetje" ontbijt in je maag.
's Middags was het appel, om na school direct naar de "eetzaal" te gaan. De eetzaal, dat was een lokaal ingericht in een school in de buurt, die daar voor aangewezen werd.
Met een oude 'Dummy'(legertruck uit de oorlog) werd het eten in gamellen (grote stalen ketels)aangevoerd. Meestal was ik te vroeg aanwezig en mocht dan meehelpen die zware krengen naar binnen te brengen. Dat had het voordeel, dat als er eens iets speciaals werd geleverd, ik dan meestal een voorproefje kreeg. Jammie jammie!
Maar, kwam je iets te laat, dan werd je door de aanwezige "dames van distributie" (gewoon opschepwijven!), ruw met een bord eten aan een tafel gedirigeerd. En, o wee, als je je bord niet leeg at, je kon dan blijven zitten totdat de vrachtwagen weer de lege gamellen kwam ophalen. Dat was niet zo erg, maar wat volgde wel, nl: de sadistische methoden die deze dames er op nahielden. Op het laatste moment het bord met eten in je gezicht smijten, of het eten onder dwang, al kokhalsend, naar binnen duwen. Het was toch gvd geen oorlog meer! Wat een tyfuswijven!
Wel, dit feest duurde van '48 tot '55, met de nodige vechtpartijen.
Vanaf ongeveer '49, kreeg mijn moeder ondersteuning van de gemeente, wat inhield dat je kleding en schoeisel verstrekt kreeg. Deed me niets, maar ik zag er wel netter uit.
* Effe gauw een tussen doortje: Het was niet allemaal kommer en kwel bij ons thuis, er waren ook leuke momenten. Elke zaterdagavond gingen de koters in "bad", te weten een zeer grote wasmachine met klopmechanisme, aangedreven door een electromotor. De volgorde in acht nemend, mocht je blij zijn als het water nog warm was. "Pyama aan en opgelazerd naar je nest" zei m'n moeder dan.
Zondagmorgenvroeg, als je beneden kwam, lagen de schone onderbroeken, hemdjes en sokken, keurig op een rij uitgestald op onze houten bank en daar bovenop, precies uitgeteld : 5 letterkoekjes.(ter grootte van een zandkoekje), dat was feest, je vergat voor een uurtje alle sores en ruzies en dan begon het hele circus weer van voren af aan.
Wat die gemeente kleding betreft:
1955, m'n broertje André en ik op de schommel van het speeltuintje, onderaan de Ringdijk, in Oost.
Manchester broeken, stugge sokken, superdunne overhemdjes (amerikaanse zooi) en de keuze uit sandalen of schoenen. Het ondergoed was ook van een zeer sterke kwaliteit, 's avonds zat je voortdurend in je kruis te krabben, niet van opwinding, maar van jeuk die je kreeg van het ondergoed.
Het gekke is, dat je alles accepteerde, je wist niet beter, had geen geld en ook niet de mogelijkheden om uit die situatie te geraken. Komt tijd, komt raad. Twee maanden later startte mijn carriëre bij de Daro, een chemisch bedrijfje dat medicijnen maakte.
Ja doei, dat is een ander verhaal voor de volgende keer.


zondag 31 maart 2013

Overgehaald

Ja, waarom niet? Als je vrienden zo aan je trekken om jouw verhalen op papier te zetten, dan kan ik het eigenlijk niet weigeren en waag ik de sprong in de ondiepe plas.
Op het blog van Berend Peter heb ik diverse reacties geplaatst over mijn werkperiode bij de firma Decora/Michels, van 1956 tot 1965.
Er is zoveel over die periode te schrijven, dat werk en dagelijks leven volledig in elkaar opgaan. Om een goed verslag te maken van al mijn belevenissen, zal ik eerst voor mijzelf de grote lijnen op een rijtje zien te krijgen.
Tot gauw,
Hans.