woensdag 20 november 2013

Van gips naar polyester.


Van de Huidekoperstraat naar de Lijnbaansgracht.
Maakten we in het oude atelier nog etalagepoppen die niet te tillen waren, op het nieuwe atelier in een pakhuis werd gestart met polyesterpoppen. Enige werkervaring met polyester ging vooraf aan de totale start van de productie.
Met de nieuwe mallen op een open laadbak, ging het richting de Lijnbaansgracht, onderweg nageroepen door vele nieuwsgierigen, zoals : "HĂ©, legt je ouwe moer soms in die vorm?" Ja, de humor 'legt' in Mokum op straat en dat laten ze weten ook!
Bij het atelier/pakhuis aangekomen moest alles met de 'hijs' naar boven.
De kist voor de mallen was eigenlijk te klein ( later kregen we een grotere). Daarop werd besloten de mallen rechtop te zetten (welk genie dat nou had bedacht!) om ze alsnog goed naar boven te krijgen. Halverwege de tocht naar boven donderde de hele troep eruit ( de kist was te laag) en raakte flink beschadigd. Tsja, wie gaat de baas bellen om te zeggen dat de boel in puin ligt? Niemand.

                                                        Berend Peter aan de 'hijs' in '62.

Voor geen kleintje vervaard nam ik een mal onder m'n armen en liep er mee de trappen op. Drie lange smalle trappen op worstelen en ik kwam diverse keren vast te zitten. Na 4 keer de trappen op en af te hebben gelopen, vond ik het welletjes en begon, met de al opgedane ervaring de mallen te repareren.
Chef Klaas van Wijk wilde dat ik mee bleef helpen om die 'krengen' naar boven te brengen, maar ik bracht hem fijntjes aan z'n verstand dat onze baas een uur later de boel zou komen inspecteren en dan ben je goed zuur als hij een puinhoop aantreft!
De gerepareerde mallen zette ik vooraan, zodat de schade aan de anderen niet opviel. De hele dag zijn we bezig geweest met het installeren van de spullen, zoals tafels, schuurband, vaten met polyester, vaten aceton, rollen glasmat en dozen vol glasvezel. De volgende dag zouden we 'los' gaan met de productie.
Onze 'schuurder' Alfons Szicinsky stond, zware shag rokend, voor de deur te wachten totdat de chef zou arriveren. Na het openen van de deur was het een hele klus om je fiets naar de eerste verdieping te sjouwen, buiten laten staan was toen ook al geen optie. Of hij werd gejat, of hij lag in de gracht.
Omkleden deden we in de 'schaftruimte' cq fietsenstalling. Omdat ik het werken in een overal niet prettig vond, had ik oude kleding van huis meegenomen om die daar af te dragen en weg te gooien als ze smerig waren.
Om niet te veel te worden blootgesteld aan de glasvezels en asbest, waren er tegen de wand grote afzuigkasten geplaatst, waarin je met niet al te grote mallen kon werken.
's Morgens kregen we een lijst met de nummers van de modellen die die dag gemaakt moesten worden.
Het eerste wat er werd gedaan was een filmlaagje aanbrengen in de mal, laten drogen en daarna de mal met huidkleurige polyester (roze) insmeren, die diende als 'kleeflaag' voor de aan te brengen glasvezel. Zo goed mogelijk werd er een gelijkmatig laagje aangebracht in de rondingen van de mal, waarna het impregneren (plakken) kon beginnen.
Voor het impregneren werd een dunne polyester, gemengd met 'harder', gebruikt, om de glasvezel te verzadigen. Na het uitharden werden de randen afgeknipt ( met zo'n 'beroemde' kromme schaar die Berend nog steeds in zijn bezit heeft) en met een mengsel van asbest/polyester ( dikte van plamuur) de randen van beide zijden ingesmeerd en daarna aan elkaar bevestigd dmv lijmklemmen. (later maakten we koorden van gedrenkte asbest vast aan de randen, met daarop een laagje om de beide helften aan elkaar te bevestigen).

                                    Cor Lorent en Berend Peter aan het werk met polyester.

Klaar om de warme droogkast in te gaan, waar ze ongeveer 2 uur konden uitharden.
Na de droogtijd maakte we met een stevig stalen mes de mal open en werd er met enig wrikken het model uit de vorm gehaald. Met het mes haalden we de scherpe randen er af en brachten de modellen naar chef Klaas van Wijk, die op zijn beurt de modellen plamuurde.
Ook de plamuur moest enige tijd (15 min.) drogen om de volgende behandeling te ondergaan.
Nu kon Alfons z'n schuurtalenten demonstreren, door de modellen langs een groot schuurlint te halen en eventuele kleine oneffenheden opnieuw te plamuren, of te schuren. Binnen een mum van tijd stond Alfons met een wit gezicht van het schuurstof (geen afzuiginstallatie!) met tussen z'n lippen zijn onafscheidelijk sigarettenpijpje. Roken was voor Alfons van levensbelang.
Een collega uit de beginperiode, Gerrit van de Berg, hield het na een paar maanden voor gezien en begon in de Hazenstraat een atelier (achter ons atelier), waarin hij spuitgietproducten ging produceren. Hij kon niet meer tegen die polyester lucht! Helaas voor hem, die plastictroep waar hij mee werkte stonk nog harder.
Veel plezier heeft hij niet gehad van z'n eigen bedrijfje. Het brandde tot de grond toe af in '61.
Gerrit heb ik nooit meer gezien.
Het eerste halfjaar werkte ik samen met een collega uit de Huidekoperstraat en daarna kwam Cor Lorent mij assisteren. Een stille jongen, waar fijn mee te werken was.
Niet lang na Cor kwam er een meisje ( Hennie?)uit de buurt bij ons werken. Een echte Jordanese, met een taalgebruik waar je van in een deuk lag. Nergens bang voor, zelfs niet voor de chef. Zoenen kon ze wel, maar dat wilde ze elke dag met iedereen. Ja dag! Jammer voor haar, ik deed niet mee. Niet mijn type!
Twee weken later bracht Hennie haar jongere broer mee om ook bij ons te komen werken. Wij dat knaapje inwerken, maar de volgende dag verscheen hij niet op z'n werk, hij was ziek!
'Meneer' zat te vissen op de Lauriersgracht, een stinkende gracht vanwege alle groentenoverschotten die erin werden gegooid door de handelaren die aan de gracht hun opslag hadden. Je kon bijna over die soep naar de overkant lopen. Samen met Klaas ging ik naar onze 'visser', die inmiddels gezelschap van een jonger broertje had gekregen. Dat knaapje had ruzie met z'n grote broer en gaf hem een zet, waardoor hij in de gracht donderde en tussen het smerige groenteafval belandde. Samen met Klaas trokken we de jongen op het droge en brachten hem naar huis.
Toen was hij echt ziek en kwam nooit meer terug!
Daarna hebben we nog veel andere gezichten gezien, soms een dag, soms langer. Van Kareltje tot Carla en van Emily tot Jaap.
Enige tijd later kwam er een nieuw gezicht het atelier opfleuren : Berend Peter.
Berend was snel ingewerkt en maakte al snel net zo makkelijk als wij de modellen.
Restanten polyester (!) namen wij wel eens mee naar huis, om zelf te verwerken. Ik weet niet of Berend het ook gebruikte in z'n atelier.
Regelmatig kwam ik daar op bezoek, maar weet helaas niet veel meer van die periode.
Met dit blog probeerde ik te beschrijven wat mijn werkervaringen waren vanaf de eerste uurtjes.

                      Het eindresultaat in de vernieuwde showroom in de Huidekoperstraat.
                                                      ( met dhr. Manuel Berghoff)
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 

 

6 opmerkingen:

  1. Dat er zo'n verloop was voordat ik kwam wist ik niet!
    Met toestemming van Klaas heb ik 's-middags wel eens een beeldje van mijzelf in gipsen mallen geplakt. Het staat nog steeds in de tuin. Verder maakte ik wel eens een pot 'plamuur' aan en bouwde daar in mijn ateliertje beeldjes mee op.
    Toch een leuke tijd Hans!

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Zeker, er was altijd wat te doen en je maakte van alles mee. Ooit hebben we kop, die ik gemaakt had, van 3 hoog naar beneden gedonderd. Hij stuiterde terug tot de tweede verdieping en had geen barsten. Cor had namelijk een te zware kop gemaakt, die volgens hem de test zonder schrammetje kon doorstaan. Mooi niet, door z'n grotere gewicht stuiterde 'ie bijna niet omhoog. Toch mooi een kroket mee verdiend!

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Al heb ik er maar een blauwe maandag gewerkt, ik zag het weer helemaal voor me...

    BeantwoordenVerwijderen